vak
maatschappijleer
docent
Dhr drs Humphrey de la Croix
les
De multiculturele kolonie; Maatschappelijke verhoudingen in Nederlands-Indië, 1850-1942

De gordel van smaragd: vele gelijkwaardige culturen en samenlevingen
Het voormalige Nederlands-Indië, nu Indonesië, bestond uit 13.000 eilanden, waar 300 volkeren (culturen) leefden, die 742 talen spraken. Eeuwenlang hadden veel van die volkeren onderlinge contacten via handel. Ook namen ze kennis, waarden en normen uit elkaars culturen over. Het Maleis was de (handels)taal waarmee ze elkaar konden verstaan. Natuurlijk hebben ze onderlinge geschillen en oorlogen gekend. Letterlijk vormden deze volkeren een multicultureel geheel, op de schaal van Europa. Al die volkeren waren afzonderlijke samenlevingen, die een eigen opbouw kenden in standen, klassen en minderheden. Ten opzichte van elkaar waren ze gelijkwaardig en leefden ze samen in dat grote eilandenrijk.

De koloniale samenleving: wettelijke ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen
Toen de archipel een kolonie werd, kwamen de Nederlanders als het ware boven al die inheemse volkeren te staan. De Nederlanders behandelden ze als één geheel. De Nederlanders maakten de dienst uit en alle inheemse volkeren waren aan hen onderworpen. Er was een nieuw geheel ontstaan met een nieuwe rangorde, gebaseerd op ongelijkheid van bevolkingsgroepen.
    De Nederlanders hebben die verhoudingen in de 19e eeuw in de wet vastgelegd. De koloniale samenleving kende voortaan drie bevolkingsgroepen: de Europeanen, de Chinezen en andere Vreemde Oosterlingen (Indiërs en Arabieren) en de Inlanders. De ‘inlandse’ volkeren zoals Javanen, Sumatranen, Soendanezen, Ambonnezen, Buginezen, vormden meer dan 95% van de bevolking. In deze driedeling namen de Indo-Europeanen, die juridisch tot de groep van Europeanen behoorden, samen met de Chinezen en andere Vreemde Oosterlingen een sociaal-economische positie in tussen blanke Europeanen en Indonesiërs.

De koloniale samenleving verandert: niet alleen zwart-witbeelden
Het is waar dat rassenonderscheid leidend was in het bestuur over de kolonie. Maar de koloniale samenleving bestond niet alleen maar uit zwart-witbeelden. Grote sociaal-economische veranderingen vanaf 1850 maakten de traditionele inheemse samenlevingen moderner, meer Westers.
    Indië maakte nu deel uit van de wereldeconomie; de kolonie leverde grondstoffen als rubber, olie, tabak, kina. De internationale concurrentie tussen landen en bedrijven werd steeds groter. Handel, landbouw en industrie moderniseerden de bedrijfsvoering om winst te blijven maken. Diploma’s en goed vakmanschap bepaalden steeds meer de kans op maatschappelijk succes en status. Ook de Indische overheid had behoefte aan bekwame ambtenaren die de ingewikkelder samenleving moesten besturen. Indonesiërs kregen voortaan ook toegang tot Europese scholen en stroomden door naar banen die meestal door (Indo-)Europeanen werden bezet. Bijvoorbeeld in het onderwijs, het leger of als ambtenaar. De Indo’s, die van oudsher als Europeanen deze banen bezetten, verloren hierdoor een alleenrecht op deze posities.

Indonesiërs, Indo’s en hun politieke emancipatie
De Nederlands-Indische samenleving veranderde misschien het meest door de opkomst van inheemse politieke bewegingen vanaf 1910, een consequentie van de door de Nederlanders gevoerde Ethische Politiek. De “Inlander” emancipeerde zich. Hij wilde meepraten en meebeslissen in voor hem belangrijke zaken. Hij had geleerd over democratie, liberalisme, socialisme en het zelfbeschikkingsrecht van volken. De regering kon deze ontwikkeling niet meer tegenhouden. En zo kwam het dat in de periode van 1910 tot de Japanse bezetting in 1942 er tussen Nederlanders en Inlanders politieke spanningen groter werden. De Japanse bezetting en de proclamatie van de Republik Indonesia maakten een eind aan de koloniale situatie.